Varend erfgoed mag de boot niet missen
In november vond een Ronde tafelgesprek plaats tussen organisaties die zich bezighouden met het behoud van oude schepen en boten of anders gezegd het Varend Erfgoed. Het onderwerp is nauw verbonden met de Nederlandse geschiedenis en dus ook met de Nederlandse cultuur. We zijn het land van weg- en waterbouwers, van de wereldhaven Rotterdam en van tal van ontdekkingsreizigers. We zijn ook een land met een lange kustlijn en een sterke Koninklijke Nederlandse reddingsmaatschappij. Aangeschoven zijn Kees Brinkman van de KNRM, Jan Briek van het Maritiem Museum en Hans van Nispen van de Nautische Vereniging Oude Reddings Glorie. De organisaties zijn afhankelijk van de inzet van vele vrijwilligers en financieel van ontvangen giften en subsidies.
De afgelopen decennia zagen we tal van mooie initiatieven om de reputatie van Nederland als zeevarende natie hoog te houden (Batavia in Flevoland, een kopie van het schip waarmee Willem Barentz de IJszee op ging, speelfilms en televisieseries) maar is dit genoeg om er voor te zorgen dat er voldoende animo en financiën zijn om het in stand te houden? Het belang van varend erfgoed lijkt bovendien ook groot voor het toerisme en voor de economie (in Nederland worden nog altijd veel luxejachten en schepen gebouwd). Hoe komen organisaties als Het Maritiem Museum, de Nautische Vereniging Oude Reddings Glorie en de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij aan voldoende middelen om hun voortbestaan en het behoud van varend erfgoed veilig te stellen? De deelnemers van het gesprek hebben hun sporen verdiend als het gaat om het behoud van varend erfgoed. Jan Briek is Conservator voor de buitencollectie van het Maritiem Museum Rotterdam. Kees Brinkman is woordvoerder van de KNRM. Namens de Nautische Vereniging Oude Reddings Glorie is Hans van Nispen aanwezig.
Is er voldoende steun?
De eerste vraag die op tafel kwam ging over de financiering van de organisaties. Zien Nederlanders voldoende het belang van het behoud van Varend erfgoed en wat doet de overheid op het gebied van de subsidie? Jan Briek: “Ik ben verantwoordelijk voor het onderhoud van de schepen in de buitencollectie van het Maritiem museum. Het museum maakt de vaak onzichtbare maritieme wereld zichtbaar en vertelt het maritieme verhaal van heden, verleden en de toekomst en de enorme invloed van de maritieme wereld op ons dagelijks leven.
Het museum is nu voor 60 procent afhankelijk van subsidies van de Gemeente Rotterdam. We willen hier minder afhankelijk van zijn door onze eigen inkomsten uit bijvoorbeeld giften en schenkingen te vergroten. Naast de gemeente Rotterdam zijn fondsen, stichtingen en de twee kringen van het museum – particulieren en bedrijven - een grote steunverlener. Als voorbeeld van de wijze waarop fondsen en het bedrijfsleven samen de handen ineen slaan om erfgoed te onderhouden, noemt Jan de restauratie van De Dockyard V. Een stoomsleepboot die is gerestaureerd door scheepsreparatiebedrijf ROG (tegen een fractie van de prijs) met een grote gift van de Stichting Bevordering van Volkskracht. Over 10 jaar willen we de verhalen die deze unieke objecten vertegenwoordigen ook aan een volgende generatie kunnen vertellen. Dat kan alleen als ze goed onderhouden zijn, en dat doen we echt niet zomaar. Om niet voor verassingen te komen staan hebben we een onderhoudsplan, met bijbehorend budget, opgesteld voor de komende 10 jaar. Met de financiële steun, inzet en betrokkenheid van onze partners en vrienden kunnen aankopen van uniek erfgoed, educatieve projecten, restauraties van collectie en tentoonstellingen gerealiseerd worden. Hiermee kan onze collectie – die tot de wereldtop behoort – voor iedereen toegankelijk zijn. Nu, maar ook in de toekomst.”
Oude Reddings Glorie
Kees Brinkman verzorgt de communicatie voor de KNRM. Hij schrijft teksten, houdt zich bezig met de huisstijl en het drukwerk. Op dit moment is hij ook bezig met erfgoedinventarisatie, zoals medailles, kleding en modellen. “Dit zetten we ook in voor bekendheid en fondsenwerving. De KNRM heeft 45 reddingstations langs de kust. De 75 reddingboten worden bemand door 1.500 vrijwilligers. De KNRM komt meer dan 2.500 keer per jaar in actie voor noodmeldingen waarbij ruim 4.000 mensen worden geholpen of gered. De historie van de KNRM gaat terug tot 1824. De ontwikkeling van reddingmaterialen maakte een enorme progressie door. Boten werden zeewaardiger en sneller, de uitrusting werd veiliger. Scherpe keuzes moeten nu worden gemaakt. De oude boten willen we graag behouden, maar dat kunnen we niet zelf. Daarvoor zijn stichtingen en verenigingen zoals de Oude Reddings Glorie onmisbaar en daar is geld voor nodig. De KNRM is volledig afhankelijk is van donaties. Onze organisatie ontvangt geen subsidie of overheidssteun. We zijn zeer blij met giften of (periodieke) schenkingen of een nalatenschap testament. Het is ook mogelijk een speciale bestemming aan je schenking te verbinden of een fonds op naam voor een lokaal KNRM reddingstation. We zien dit regelmatig. Ook veel bedrijven sponsoren.”
Belangrijk is ook het Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers in Den Helder. Daar wordt op een interactieve manier het verhaal verteld van het Nederlandse reddingswezen op zee. “Dit verhaal geeft een indrukwekkend beeld over voornamelijk de geschiedenis van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij, maar ook de Kustwacht, Reddingsbrigade Nederland en de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen komen aan bod.”
Nautisch zichtbaar
Hans van Nispen: “De Federatie Varend Erfgoed Nederland (F.V.E.N.) is de koepel van 16 behoudsorganisaties van historische schepen en behartigt al 40 jaar de gemeenschappelijke belangen van de aangesloten organisaties. Ook faciliteert de koepel de behoudsorganisaties, waaronder de registratie van het Nederlands varend erfgoed in het Register Varend Erfgoed Nederland (R.V.E.N.). Onze inzet is het varend erfgoed in de vaart te houden, de nautische geschiedenis zichtbaar blijven maken en het promoten. Dit doen wij met evenementen waarbij wij het Varend Erfgoed tonen aan het publiek. Het is lastig geld te krijgen. We ontvangen vrijwel geen overheidssteun. Het geld komt eerder bij belangengroepen vandaan, van mensen en organisaties met het hart op de goede plaats, partijen met interesse in het varende erfgoed. Bijvoorbeeld onze sleepboot van 113 jaar oud. De sleepboot met een 3 cilinder Industrie-motor. Deze draait langzaam en maakt daardoor een ritmisch geluid. Je kunt er heerlijk op dansen.”
Het virus om van boten te houden
De tweede vraag die over tafel ging was of er jongeren te vinden zijn die nog enthousiast zijn om in de toekomst het werk voort te zetten. De organisaties zien dit als een grote uitdaging. Er is altijd wel nieuwe aanwas en binnen families wordt de traditie wel voortgezet en toch is et bemensen van de schepen echt lastig, zegt Jan Briek: “Het aanbieden van gerichte opleidingen is belangrijk.’ Kees Brinkman vult aan: “Het kost meer moeite dan vroeger. In de praktijk gaat het enthousiasme en de betrokkenheid over van vader op zoon en moeder op dochter. Zo heb je toch een continue doorstroom. Het is belangrijk de naamsbekendheid te verspreiden onder jongeren. Het lukt ons steeds nieuwe jonge mensen te vinden, aan ons te binden. De motivatie is om mensen te helpen en dat dan samen in een team. Dit is een bindmiddel waardoor ze tientallen jaren bij ons blijven. Daardoor is er vaak ook de belangstelling voor de historie van het reddingswezen.” ‘Je hebt nooit genoeg mensen’, zegt hans van Nispen. Het interesseren van jonge mensen is heel belangrijk. Dat lukt vaak met bijzondere vaartuigen zoals opduwers. In bijvoorbeeld sleepboten zijn mensen van 40-50-60 jaar in geïnteresseerd. Kinderen haken dan ook vaak aan met kleine opduwertjes. Het enthousiasme voed je, steekt je aan. Ook met kleine zeilende bootjes als Jolletjes.’ Hij spreekt van het ‘Botulisme’, het virus om van boten te houden. “Ook houden we jaarlijkse evenementen om mensen te interesseren. Hij vertelt van de oude polderschuiten, om koeien over te brengen, koolschuiten. Boten met verhalen uit onze geschiedenis. Kinderen moet je bij het ambacht betrekken.’
Uitstoot en regels
Dan het lastige punt van de uitstoot van oude schepen. Je kunt kijken naar varend erfgoed (als het aan de kade of op de wal ligt) maar leuker is natuurlijk om mee te kunnen varen. Veel schepen bewegen zich echter voort met (oudere) dieselmotoren. Hoe moeilijk wordt het door stedelijk gebied te varen, in verband met lage emissie zones? Hoe duur is de diesel de voorbije jaren geworden om voldoende vaak te kunnen uitvaren? Jan Briek ziet dat emissieloos varen niet mogelijk is zonder het karakter en dus het verleden van het schip of boot aan te tasten. “Een tragisch voorbeeld is De Volharding 1. De -Volharding 1- is één van Nederlands laatste op kolen gestookte stoomsleepboten. Het heeft een bijzondere zeer krachtige triple expansie stoommachine. Als je die stoommachine zou aanpassen is het hele karakter van het schip verdwenen. Op de Volharding hebben we een deel van de kolenbunkers omgebouwd tot dieseltank. Zo kun je in de haven de ketel opstoken met diesel-branders in plaats van op kolen - dat levert minder overlast op. Pas op ruim water stappen we over op kolenstook.”
Hydrotreated Vegetable Oil
Hans van Nispen ziet electificering niet zitten, wel nieuwe brandstoffen. “Met nieuwe synthetische brandstoffen blijft de traditionele aandrijving intact. Neem de specifieke aandrijving van Kromhout motoren in historische reddingboten. Met nieuwe duurzame brandstof als HVO blijft de authentieke aandrijving bestaan en daarmee het karakter van het schip. Het is essentieel dat het Varend Erfgoed, met de historische motoren, kan blijven varen en aan het publiek kan worden getoond. We pleiten dan ook voor een speciale positie voor het varend erfgoed in de wet- en regelgeving op het gebied van de uitstoot van emissies. Daarnaast onderzoeken we alle mogelijkheden tot het overgaan op HVO. De HVO is de afkorting van Hydrotreated Vegetable Oil. HVO wordt, naast de plantaardige oliën, ook geproduceerd uit afval, restoliën en vetten, zoals afgewerkt frituurvet. HVO diesel kan in elke dieselmotor worden bijgetankt. Maar ook dáár is geld voor nodig. HVO is duurder dan diesel. Daarnaast moeten er voldoende locaties zijn langs het water waar HVO te verkrijgen is.’ Duurzaamheid is voor het Varend Erfgoed een belangrijk onderwerp. Als Platform Duurzaam Varend Erfgoed (PDVE) streven we naar maatregelen om de uitstoot van het Varend Erfgoed tot een minimum te beperken. Denk daarbij aan het bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijker brandstoffen en het compenseren van emissies.” De overheid vormt, volgens Hans van Nispen een bedreiging voor het varend erfgoed. ‘Onze schepen moeten mobiel blijven, anders worden ze oud en borrelen ze af. Dan wordt het varend sterfgoed.’ Veel gemeenten verbieden varen met uitstoot in 2025. De gemeente Amsterdam laat alleen geregistreerd varend erfgoed toe. Een register van 3000 schepen. Amsterdam heeft Sail, wat betekent dat voor het Varend erfgoed. Is dat niet het kloppende hart van Sail? Daar wordt de wereld getoond hoe belangrijk schepen zijn in de geschiedenis van de wereld en in het bijzonder voor Nederland. De oude schepen en boten tonen hoe vernuftig mensen de mogelijkheden benutten tussen techniek en kennis. Daarnaast is het de kans een breder publiek aan te trekken, met de focus op jongeren. Zo was er de SAIL Academy opgericht voor jong scheepvaart talent om jongeren te verbinden en te betrekken bij het evenement en varend erfgoed. De grootse uitstraling van Sail is belangrijk voor de aandacht voor Varend erfgoed. Daar zijn de deelnemers aan het gesprek het over eens.
Wie goed doet, goed ontmoet
“Wie goed doet, goed ontmoet”, zegt Kees Brinkman. ‘Iemand die jouw goede doel ondersteunt moet je bedanken en dat kun je ook doen door hem of haar bij de schenking te betrekken. Dat kan zijn door het kielleggen voor de geschonken reddingboot of het overhandigen van een geschonken reddingspak. Zo vergroot je de betrokkenheid zijn bij de KNRM. Na een schenking kan de betrokkenheid bij wijze van spreken levenslang zijn. Ook kinderen of familie van de erflater zijn later vaak betrokken bij de restauratie van een historische reddingboot.” Hans van Nispen zegt dat zijn stichting tot behoud van een legendarische reddingboot de Bernard van Leer uit Scheveningen een ANBI instelling is. Hij vertelt dat ze worden gevraagd voor as-verstrooiingen op de Noordzee of het IJsselmeer. “Daar wordt een bepaalde tegemoetkoming voor gevraagd. Vaak zijn mensen dan zó in hun hart geraakt. We doen dat ook met alle egards. Het is een triest moment waar wij dan toch een heel gedenkwaardig moment van maken. Iemand wilde bijvoorbeeld bij Pampus worden uitgestrooid. Daar hebben we een heel mooie dag van gemaakt met alle betrokkenen. Het gaat om het betrekken van mensen en bedrijven. Zo hebben 2 studenten van de zeevaartschool een oude reddingsboot uit 1917 als omgebouwd jachtje gevonden met de naam van de oude voorzitter van de reddingsmaatschappij; C.A. Den Tex. De familie werd enthousiast over het familieverleden en is gaan steunen. Zo ook bij de reddingboot Bernard van Leer, 22 jaar geleden. Deze was aan IJsland verkocht en kreeg een nieuwe naam. Dit schip kwam terug naar Nederland en we hebben aan de Bernard van Leer foundation geld gevraagd om de oude naam er weer op te kunnen zetten. Was best kostbaar, paste ook niet in doelstelling van dit fonds, maar we vonden het zo belangrijk dat we hebben doorgezet en kregen de koste vergoed.” Schenkingen en nalatenschappen zijn bij alle stichtingen zeer welkom en krijgen een duurzame bestemming. Het gaat om oude en nieuwe energie voor ons varend erfgoed. Laten we die boot niet missen!