Over symbooldieren en werkelijk herstel van de natuur
De terugkeer van de wolf, de zeearend en de otter is goed nieuws voor de biodiversiteit. Het betekent dat de Nederlandse natuur in staat is zich te herstellen, al blijven het lichtpunten in een donkere omgeving, want het aantal planten- en diersoorten dat dreigt te verdwijnen blijft verontrustend groot. Toch is er nog meer reden voor positivisme. De organisaties die zich inzetten voor natuurbehoud boeken opmerkelijke successen en werken daarvoor steeds nauwer samen met welwillende agrariërs en overheden. Ook de consument begint het voortouw te nemen, bijvoorbeeld in de overstap van dierlijke naar plantaardige zuivel. Het glas van de biodiversiteit wordt geleidelijk half vol in plaats van leeg, wat niet wegneemt dat we nog maar aan het begin van die noodzakelijke omslag staan.
Wie zich wil inzetten voor de biodiversiteit moet zich eerst en vooral bekommeren om de leefbaarheid van de bodem. Grond waar geen schimmels meer in leven, biedt geen voedingsbodem voor planten, buiten enkele taaie grassoorten. Waar geen bloemen bloeien, fladderen geen insecten. Waar geen insecten kruipen, landen geen vogels. De natuur functioneert nu eenmaal als een piramide. Harriëtte Tiebosch, communicatiemanager bij de stichting Orangutan Rescue, kent het fenomeen van de levenloze bodem vanuit eigen observatie:
Secundaire jungle
“Op Borneo en Sumatra worden heel veel stukken oerwoud vernietigd volgens het ‘slash and burn’ principe. Na enkele seizoenen landbouw is de bodem volledig uitgeput en wordt ze achtergelaten als maanlandschap. Er groeit dan helemaal niets meer op. Behalve hardnekkig Alang Alang gras. Onze oprichter, Dr. Willie Smits, is microbioloog en bosbouwkundig ingenieur en heeft via studie en experimenten een methode uitgevonden om schimmels te herintroduceren in deze bodem en er zo voor te zorgen dat er weer makkelijk andere planten kunnen wortelen en bepaalde bomen sneller kunnen groeien. Binnen zeven jaar is er op die lege plek dan een bos ontstaan dat we een ‘secundaire jungle’ noemen. Het is niet zo rijk als een primair oerwoud, maar het is een leefbare plek voor veel planten- en dierensoorten, inclusief onze mensapen. De geredde orang-oetans die wij, na een lange periode van “leren leven in het wild” in de jungleschool, uitzetten in deze stukken natuur, vormen de top van de piramide. Ze foerageren naar fruit, hoog in de bomen, en omdat ze zo de zaden overal in het bos verspreiden, vormen ze een belangrijke schakel in het voortbestaan van boomsoorten. In het wild opgegroeide orang-oetans weten exact waar welke bomen staan en wanneer de vruchten precies rijp zijn. De moeders geven die gedetailleerde kennis door aan hun jongen, maar omdat zoveel moeders worden afgeschoten door stropers, wordt dit oerwoudgeheugen ook gedood. In de secundaire jungle moeten de geherintroduceerde mensapen weer van voren af aan beginnen.”
Habitatherstel
De stichting Orangutan Rescue bevrijdt jonge orang-oetans uit gevangenschap in omliggende dorpen, waar ze vaak illegaal als huisdier gehouden worden in kleine kooitjes of aan een ketting. De getraumatiseerde dieren worden door gespecialiseerde verzorgers opgevangen en jarenlang in de jungleschool aangeleerd zelf hun voedsel te zoeken en nesten te bouwen. Van de menselijke opvang gaan ze over naar een semi-open stuk bos en vandaar naar de vrije natuur. “Maar sommige dieren zijn zó afhankelijk geworden, dat ze nooit meer helemaal terug kunnen naar het wild. Die gaan we in groepjes in een soort reservaat onderbrengen. Bijvoorbeeld allemaal oudere orangoetanmannen die al jaren en jaren hebben moeten wachten in een kooi op hun vrijlating omdat er geen plek voor hun was. Nu is er op de “Islands of the Giants” eindelijk plaats! We gaan heel veel eilanden voor orang-oetans geschikt maken, waar ze beschermd maar toch vrij kunnen leven. Eind dit jaar, begin volgend jaar, gaan de eerste 5 orangoetan mannen naar een van de eilanden. Als er maar geen vrouwtje bij is, gaat dat heel goed. Er komt ook een apart eiland voor blinde orang-oetans. De basis van ons werk is naast opvang, in samenwerking met de lokale bevolking, hele stukken regenwoud en andere natuur trachten te behouden, revitaliseren of te verbinden, met alle biodiversiteit erop en eraan. Naast herbebossen doen we ook aan koraalherstel, leggen we schildpaddenstranden aan, maken we grotten voor vleermuizen. Habitatherstel voor bedreigde dieren, zodat mens, dier en natuur er uiteindelijk allemaal profijt van hebben. Het People Planet Profit principe. En de zachtaardige orang-oetans vormen in zekere zin de kroon op dat werk.”
Kleinschalige en grootschalige landbouw
Wat in het verre Indonesië gebeurt, vind ook plaats in Nederland. In Friesland is de stichting Landschapsbeheer daarin zelfs grootschalig actief. “Friesland kent een grote variatie in soorten landschap,” zegt directeur Wiebe Bouma, “van de Wadden en de kwelders tot de meren en de bossen op de zandgronden. Er is ook veel agrarisch landschap en bijna 50% daarvan wordt beheerd door zeven agrarische collectieven. De boeren die daar lid van zijn, zijn het herstel van het oude cultuurlandschap en dus ook van de biodiversiteit, zeer genegen en werken graag met ons samen. Je ziet op hun gronden houtwallen, elzensingels, heggen, bloemenweiden en andere stukjes vrije natuur ontstaan, allemaal langs de kanten van de velden vol gewassen en vee. Die stukken hebben een gunstig effect op de populatie van onder meer insecten en broedvogels. De andere kant van het verhaal is dat de overige gronden in handen is van boeren die grootschalig en intensief werken, met zware landbouwmachines, kunstmest, gebruik van pesticiden en alles wat daar bij hoort. De bodem van hun velden bevat nauwelijks nog leven, daarboven zie je dus ook bijna geen insecten of vogels. Wat ik extra triest vindt aan die grootschalige, intensieve landbouw, is dat de agrariërs nauwelijks winst maken. Eigenlijk heeft dit landbouwmodel geen toekomst meer als verdienmodel, tenminste, voor de boeren zelf. De bedrijven elders in de voedselketen, de toeleveranciers of van hen afnemen, maken juist wél veel winst, maar in zekere zin over de ruggen van de boeren.”
Biodiversiteit in het boerenland herstellen
Vereniging Natuurmonumenten komt al ruim een eeuw op voor de belangen van de natuur, samen met steun van vele vrijwilligers, leden, donateurs en bedrijven. Udo Hassefras, gebiedsmanager van de beheereenheid Achterhoek, onderstreept het belang van een goede samenwerking tussen zijn vereniging en de landbouw in en rond de gebieden van Natuurmonumenten. Eén van de grote opgaven in het landelijke gebied is een manier te vinden de biodiversiteit op de landbouwgronden te herstellen. “Op landgoed Velhorst in de gemeente Lochem kun je die samenwerking zien. Daar zijn twee boeren in 2018 gestopt, die op grond van Natuurmonumenten hun bedrijf uitoefenden. Wij hebben een nieuwe agrarische ondernemer gevonden die in 6 jaar tijd het bodemleven heeft hersteld, in de randen ruimte heeft gelaten aan de natuur en zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen en drijfmest een mooi akkerbouwproduct weet te verbouwen. Het bodemleven, inclusief de schimmels, helpt hem daarbij. De graankorrels hebben mooie eiwitgehalten, zodat het graan voor menselijke consumptie geschikt is. De bakker in Zutphen is er heel blij mee en de vogels ook. Overal op Velhorst zingen weer geelgorzen en andere boerenlandvogels omdat er insecten en zaden zijn om van te leven.”
Groene en blauwe corridors
Natuurherstel is mogelijk, zowel in ons dichtbevolkte Nederland als in het verre Indonesië, maar ze kent ook een gevaarlijke angel: het vormen van groene eilandjes in een zee van verstedelijking en grootschalige landbouw. Die eilandjes dreigen dan genetische gevangenissen te worden voor de populaties die er in leven. Het meest schrijnende voorbeeld van zo’n gevangenis is het eiland Wrangel. Aan het eind van de laatste ijstijd verloor Wrangel zijn verbinding met het Russische vasteland en de populatie wolharige mammoeten die er graasde raakte geïsoleerd van andere kuddes. Inteelt verzwakte de nakomelingen en uiteindelijk bezweek de hele populatie binnen enkele generaties aan ziektes en degeneratie. De rol die de zeestraat speelde, is in de moderne tijd overgenomen door wegen die bossen en andere natuurlandschappen doorkruisen en soorten zo belemmeren te migreren. “Die onbelemmerde migratie is van essentieel belang,” zegt Udo Hassefras. “Door de klimaatverandering zien we dat steeds meer planten- en diersoorten het gebied rond de Middellandse Zee verlaten. Het wordt er te warm en te droog. Die moeten naar het noorden kunnen migreren, maar dat lukt enkel als wij zorgen voor groene en blauwe corridors die de diverse natuurgebieden met elkaar verbinden, nationaal en internationaal. Daarom beschouwen wij van Natuurmonumenten het tegenwoordig als een primaire taak om niet alleen nieuwe natuurgebieden te creëren maar vooral ook de bestaande met elkaar te verbinden.”
Greenwashing
Harriëtte Tiebosch is nog iets negatiever over het effect van eilandvorming: “Een weg aanleggen door het bos, betekent dat enerzijds mensen het gebied in kunnen worden gebracht en anderzijds spullen er uit gehaald. Dat voorspelt nooit veel goeds voor de dieren en bomen, maar evenmin voor de autochtone bewoners. Wij hebben dat meegemaakt op Borneo en Sumatra. De Dayaks leefden van wat het bos hen opbracht, tot ze benaderd werden door de directies van palmolieplantages. Die beloofden hen een inkomen waarmee ze een brommer en een televisie konden kopen, mits ze hun bosgrond maar aan de plantage verkochten en als arbeider in dienst kwamen. Het viel vies tegen. Veel plantagearbeiders zijn bijvoorbeeld bijna de helft van hun inkomen kwijt aan de aanschaf van flessenwater, terwijl ze vroeger dronken uit de heldere beekjes in de bossen. Voor de biodiversiteit is de aanleg van grootschalige plantages een nog groter ramp gebleken. Van boven af ziet het er allemaal groen uit, maar op de grond en in de bomen leeft bijna niets, op een enkele slang na. De monotonie is dodelijk. In Europa moeten we ons bovendien verweren tegen de pogingen tot greenwashing die de palmolieindustrie onderneemt. Het beste verweer is géén producten te consumeren waar palmolie in zit, maar de bedrijven die alternatieven op de markt proberen te brengen, merken dan al snel dat de arm van de palmolie-industrie erg ver kan reiken.”
Donateur, burger, consument
De rol van de stichtingen die zich inzetten voor natuurbehoud is groot, die van de biologisch georiënteerde landbouwer is dat eveneens, maar ook die van de donateur mag niet onderschat worden. Volgens Wiebe Bouma beperkt die zich niet tot die van geldgever. De donateur is ook een bezorgde burger die via zijn of haar stemgedrag biodiversiteit hoger op de politieke agenda kan proberen te krijgen. “En ook als consument kun je een positieve invloed uitoefenen. Ik vind het bijvoorbeeld hoopvol dat we momenteel een sterke toename zien in de afzet van zuivel op basis van plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke. Als je bekijkt hoe weinig rendement de boer heeft van de productie van dierlijke melk en hoe enorm de milieuschade daarvan is, dan kun je niet anders dan constateren dat dit model aan het eind van zijn Latijn is. Dan is het heel aangenaam om te constateren dat supermarktketens als de LIDL onderhand plantaardige melk aanbiedt die goedkoper is dan dierlijke. Dat lijkt een echt omslagpunt. Het is jammer dat het weer via het prijsmechanisme moet gaan, maar tegelijk toont dit voorbeeld aan hoe machtig de supermarkten zijn in het bepalen van wat wij op ons bord en in ons glas krijgen. Dit is een positief voorbeeld, maar daar staan talloze negatieve tegenover. Neem het vele fruit en de vele groente die door supermarkten worden afgekeurd, omdat de kleur en de vorm niet esthetisch genoeg is naar hun zin. Dat creëert een enorme en nodeloze verspilling.”
Symbooldieren
De biodiversiteit holt achteruit. Die teloorgang lijkt op dit moment niet te stoppen, ondanks de positieve berichten over de terugkeer van enkele bijzondere soorten. Het meest hoopvolle teken dat de biodiversiteit verbetert, lijkt de terugkeer van grote predatoren in het Nederlandse natuurlandschap. Udo Hassefras erkent dat, maar ziet ook de beperkte waarde ervan. “Als we erin slagen een moeraslandschap te herstellen en zowel de kraanvogel als de zeearend keert daarin terug, dan is dat zeker een teken dat we ons werk goed hebben gedaan. Ook de terugkeer van de wolf heeft zijn nuttige kanten voor de biodiversiteit. Op de Veluwe hebben we gemerkt dat er veel meer natuurlijk bosherstel is opgetreden, simpelweg omdat de wolf het aantal herten en wilde zwijnen dat al die takjes en aanwas oppeuzelt, heeft teruggebracht en ze ander kudde gedrag gaan vertonen. De wolf bracht met andere woorden meer balans. Tegelijk denk ik dat ons land te weinig natuur heeft om de roedels zich maar onbeperkt te laten uitbreiden en verspreiden.” Wiebe Bouma is het daar mee eens en voegt er aan toe, dat stichtingen zoals de zijne de bezwaren van landbouwers en hobbyboeren serieus nemen: “In Friesland zien we dat het toenemend aantal wolven aardig huishoudt onder schapen, pony’s en andere gedomesticeerde dieren. Daar moeten we een oplossing voor vinden. Het laat ook zien dat de symboolwaarde van deze grote predatoren niet overschat mag worden. De werkelijke winst voor de biodiversiteit is niet de terugkeer van dat ene grote dier, maar die van talloze kleine. Pas als we veel meer weidevogels zien, meer vlinders en meer zwaluwen, pas als we in die soorten een fundamenteel herstel van de aantallen zien, kunnen we zeggen dat we definitief op de goede weg zijn, dat het glas niet langer half leeg is, maar inderdaad half vol.”