Interview Ontwikkelingshulp
De uitdagingen zijn groot, devooruitgang is dat ook
Burgeroorlogen en grootschalige corruptie geven soms de indruk dat ontwikkelingshulp geen merkbaar verschil maakt, maar de lange termijn indicatoren bieden een ander beeld. Het aantal kinderen in ontwikkelingslanden dat toegang heeft tot basisonderwijs bijvoorbeeld is sinds de jaren zeventig stelselmatig en uiteindelijk spectaculair gestegen, en die winst is blijvend. De werkelijkheid achter veel rampnieuws is dat het Afrikaanse continent, net als daarvoor het Aziatische, zich geleidelijk uit de onderontwikkeling verheft. De evolutie van de ontwikkelingssamenwerking heeft daar een aandeel in.
Tekst: Jeroen Kuypers
Ook terminologie heeft zijn houdbaarheid.
‘Ontwikkelingshulp’ is een gedateerd woord geworden, omdat de uitdrukking impliceert dat degene die de hulp geeft het best weet wat de ontvangers nodig hebben. “Vroeger werd er hulp gegeven, tegenwoordig zetten we, samen met de ontvangende partij, een ontwikkelingstraject op poten,” zegt Dominique Bovens van Save the Children. ”In de landen waar we actief zijn weten de mensen zelf het beste wat ze nodig hebben, hoe ze vooruit moeten komen. Wij leggen niets op. We zorgen ervoor dat de mensen eigenaar worden van de programma’s die we voeren. We zoeken daarvoor lokale partners, omdat die een betere toegang tot de samenleving garanderen en een betere toegang leidt weer tot meer effect. We stellen daarbij de kinderen niet alleen centraal, we geven ze ook een stem.” Voor dat zoeken van partners is het echter van belang dat de Nederlanders de situatie ter plaatse kennen en de taal spreken – letterlijk. Dat geldt zeker voor Dominique Bovens, die jaren in Mozambique werkzaam was en daar vloeiend Portugees leerde spreken. Joël Voordewind: “NGO’s werken kleinschaliger en dringen daardoor door tot in de haarvaten van de samenleving.”
Grondoorzaken aanpakken
Het feit dat ontwikkelingshulp is geëvolueerd naar ontwikkelingssamenwerking op gelijkwaardig niveau, en met steeds meer oog voor duurzame resultaten, heeft volgens Joël Voordewind, voormalig Tweede Kamerlid van de ChristenUnie en ambassadeur van ZOA, ook te maken met de schaal. “Een organisatie als de UNHCR van de VN blijkt vaak te groot om meer te kunnen doen dan directe hulp geven, in de vorm van bijvoorbeeld tenten, voedsel en onderdak. Als het gaat om oplossingen op langere termijn zijn de NGO’s echt nodig, omdat ze kleinschaliger werken en daardoor meer tot in de haarvaten van de samenleving doordringen. Als de VN helpt bij de opvang van vluchtelingen, dan helpen organisaties als de onze met de terugkeer, als de VN in water voorzien, dan helpen wij de boeren structureel omgaan met de gevolgen van droogte. Wij werken complementair. En dat is nodig, want de problemen zullen de komende decennia niet kleiner worden maar groter. Waterschaarste bijvoorbeeld zal in het Midden-Oosten steeds vaker een bron van spanning worden tussen de landen. Als Turkije de Eufraat en Tigris verder afdamt, voelen ze dat stroomafwaarts in Irak. Jongeren worden door die spanningen meer gevoelig voor de lokroep van milities. Zo ontstaat een spiraal. Het is dus van groot belang de grondoorzaken aan te pakken om erger te voorkomen en daar zijn NGO’s het meest voor geschikt. Door langer in een bepaald gebied aanwezig te zijn, de gemeenschappen beter te leren kennen, kunnen ze de mensen weerbaarder maken en zo misschien voorkomen dat ze überhaupt moeten vluchten. Want niet alleen door oorlogen en burgeroorlogen, ook door de klimaatcrisis komt er een vluchtelingencrisis op de wereld af. Er zijn nu ruim 80 miljoen vluchtelingen in totaal, maar in 2050 zijn er volgens de VN alleen al door het klimaat 216 miljoen mensen op de vlucht.”
Jaco Ottevanger: “Deze sector vraagt veel van mensen, en daarom is de mix van betaalde krachten en vrijwilligers nodig.”
Een normaal salaris
Expertise is daarom van groot belang om duurzame resultaten te bereiken, minstens zozeer als goede wil. Jaco Ottevanger, programmaleider educatie en sponsoring bij Woord en Daad, onderstreept het belang van deskundige en ervaren medewerkers, zowel in ‘het Zuiden’ als in Nederland. “Onze sector is ambitieus. Het behalen van die ambities vraagt om goede en ervaren medewerkers, in Nederland en wereldwijd. Tegelijkertijd kunnen we niet zonder vrijwilligers. Die mix is enorm belangrijk. Deze sector vraagt veel van mensen, en daarom is de mix van betaalde krachten en vrijwilligers nodig. Zonder betaalde krachten loopt de sector gevaar kennis en expertise te verliezen, waardoor onze ambities niet bereikt kunnen worden.”
Adri van Geffen: Het blijft moeilijk in de landen zelf mensen te vinden voor functies als piloot, chef monteur en IT’er, omdat de kandidaten te weinig basisopleiding hebben.”
Voldoende opleiden
We moeten ook reëel zijn als het gaat om professionalisering en vooruitgang, vindt Adri van Geffen, directeur van MAF. “Ja, er is over de hele linie vooruitgang, maar vaak gaat het niet zo snel als we zouden willen. In onze hoogst professionele en specialistische organisatie is inmiddels twee derde van de medewerkers lokaal. Toch blijft het moeilijk voor ons mensen te vinden voor functies als piloot, chef monteur en IT’er, omdat de kandidaten te weinig basisopleiding hebben. Ook in Nederland heeft het lang geduurd om van een gemiddeld laag opleidingsniveau te komen tot de hoogwaardige samenleving die we nu zijn. Maar gelukkig hebben de meeste organisaties de bereidheid actief tijd en voldoende geld in die opleiding van mensen te steken."
Mathijs van Pijkeren: “We werken bij voorkeur samen met vertegenwoordigers van de lokale kerken omdat we zo direct in het hart van de gemeenschappen zitten.”
Eigen dromen
Nederland heeft een lange en sterke traditie van doneren. We zijn gul voor mensen in ontwikkelingslanden, zowel als het op noodhulp aankomt als op structurele ontwikkeling. Die traditie houdt verband met de christelijke karaktertrekken van onze samenleving, maar opnieuw zie je daar een evolutie ten opzichte van vroegere decennia. “Tearfund heeft een religieuze inspiratie maar dat heeft niets met zendingsdrang te maken,” zegt Mathijs van Pijkeren, Teamleider Azië bij Tearfund. “We werken bij voorkeur samen met vertegenwoordigers van de lokale kerken omdat we zo direct in het hart van de gemeenschappen zitten. Om mensen te helpen voorgoed boven de armoedegrens uit te komen moet je hun zelfvertrouwen en ondernemerschap versterken. Wij beschouwen onszelf daarbij niet als witte ridders. De ontvangende partijen hebben hun eigen dromen en kunnen van daaruit hun eigen weg vinden. De lokale kerken vormen vaak een goed startpunt. We schakelen die connectie trouwens ook in om andere problemen op te lossen. In Congo bijvoorbeeld is er sprake van veel etnisch en seksueel geweld. Dat gedrag moet je zien te veranderen. Door lokale religieuze leiders in te schakelen kunnen we dat geweld bedwingen, doordat het gesprek op basis van normen en waarden gevoerd kan worden. Bovendien lukt dat veel beter als het door mensen uit de eigen gemeenschap wordt veroordeeld dan door buitenstaanders.”
Digitalisering als pluspunt
Nog een groot verschil met vroeger is dat organisaties tegenwoordig veel efficiënter werken. “Dat heeft alles te maken met de nieuwe technologie,” aldus Jaco Ottevanger. “Samenwerken verloopt toch niet zo makkelijk als je steeds afstanden van duizenden kilometers moet afleggen om met partners te kunnen overleggen. Dat kost veel tijd en ook veel geld. Nu hebben we daarvoor het internet en de mobiele telefonie. We kunnen veel sneller beslissingen nemen, we kunnen ook veel meer werk verrichten in één dag. De digitalisering is dus echt een zegen geweest voor ons werk, wat niet wegneemt dat een bepaalde vorm van persoonlijk, fysiek contact noodzakelijk blijft, anders ga je onherroepelijk vastlopen in misverstanden. We blijven immers mensen uit verschillende culturen en met verschillende talen.”
Dominique Bovens: “Wij zijn er onvoorwaardelijk voor de mensen met wie wij werken. En aangezien dat in ons geval kinderen zijn, staan wij pal voor de rechten van het kind.”
De professionalisering die de sector heeft ondergaan uit zich dus op tal van vlakken, van een versterkte inzet van expertise en een snellere en goedkopere communicatie tot een steeds intensievere samenwerking met de ontvangende partijen. Begrippen als ‘lokaal eigenaarschap’ en ‘versterken van zelfvertrouwen’ impliceren bovendien dat er ook sterk rekening wordt gehouden met de rechten van individuen en gemeenschappen. “Wij zijn er onvoorwaardelijk voor de mensen voor wie wij werken,” zegt Dominique Bovens, “En aangezien dat in ons geval kinderen zijn, staan wij pal voor de rechten van het kind.” En Mathijs van Pijkeren voegt daar aan toe. “Dat geldt ook voor Tearfund. Wij zoeken samenwerking met de lokale kerken en gemeenschappen maar wij accepteren niet dat daarbij mensen worden uitgesloten op basis van bijvoorbeeld hun sekse of religie. In de praktijk vinden de vertegenwoordigers van de diverse hulporganisaties elkaar daardoor vrij makkelijk. Onze normen en waarden sluiten namelijk op elkaar aan.”
Gerwin van Muijlwijk: “Rampen zullen blijven komen en ondanks hun verwoestende impact zijn die niet in staat alle vooruitgang weg te vegen.”
Gespannen voet
De wereld is er de voorbije decennia niet veiliger op geworden en chaos en ontwikkeling staan op gespannen voet met elkaar. Natuurrampen en gewapende conflicten zijn weliswaar van een andere orde, maar ze geven beide een beeld van achteruitgang. Syrië was lang een stabiel land met een hoogopgeleide bevolking, nu liggen de steden in puin en zijn miljoenen Syriërs gevlucht naar buurlanden. “De huidige oorlog in Oekraïne leidt de aandacht af van conflicten in Ethiopië en Jemen, hoewel ook daar de nood hoog is ,” zegt Gerwin van Muijlwijk, accountmanager particulieren bij Woord en Daad. “Maar rampen zullen blijven komen en ondanks hun verwoestende impact zijn die niet in staat alle vooruitgang weg te vegen. Grote delen van Afrika staan nu op een punt waar wij een eeuw geleden of minder ook stonden. Hele gemeenschappen zijn erin geslaagd de armoede en het analfabetisme achter zich te laten. Het continent bevindt zich niet in een neerwaartse maar een opwaartse spiraal. Organisaties als de onze zijn vaak niet meer aan het bouwen maar aan het dóórbouwen. Toch komt die boodschap niet altijd in voldoende mate voor het voetlicht. Misschien hebben we dus behoefte aan meer succesverhalen.” Dominique Bovens beaamt dit: “We horen vaak hoe mensen een oorlog beleven maar niet hoe zij de vrede ervaren, hoe het is om een school af te maken en gezond volwassen te worden. Dat zijn enorme stappen vooruit. Met dergelijke getuigenissen mogen we inderdaad meer naar buiten komen.”
Meer toegang
En de vooruitgang is ook onmiskenbaar, zegt Joël Voordewind. “Sinds de jaren zeventig is de toegang tot drinkwater enorm vergroot, de kindersterfte omlaag gegaan, het percentage kinderen dat basisonderwijs geniet tot wel 83% gestegen. Oorlogen vertekenen het beeld. Neem Zuid-Soedan. Als je het land an sich bekijkt, dan valt op hoeveel grond er is en hoe vruchtbaar die is, maar de jarenlange conflicten verdreven de boeren van hun land. Hoe succesvoller onze conflictbemiddeling, hoe minder verstoring. In Zuid-Soedan weten de mensen dat zelf ook. Noodhulp hebben ze keihard nodig om te overleven op de korte termijn, maar daarnaast zeggen ze: Help ons met structurele ontwikkeling, zodat we die noodhulp later niet meer nodig hebben. Er komen nog heel wat uitdagingen op ons af, waarvan de klimaatcrisis misschien wel de grootste is, maar ondertussen boeken de gemeenschappen die onze organisaties helpen gestaag en duurzaam vooruitgang. De hulp die wij gegeven hebben en nog geven beklijft.”