De natuur is geen pretpark

De natuur is geen pretpark

 

Interview met bioloog Koos Dijksterhuis

Volgens Koos Dijksterhuis zou Nederland meer van zijn gronden een natuurbestemming moeten geven, ten koste van de intensieve landbouw. Natuur- en milieuorganisaties spelen een cruciale rol bij dat streven, maar volgens de natuurschrijver ligt bij de grote het gevaar van bureaucratisering steeds op de loer. Daarom is hij ook blij met kleinere goede doelen, zoals de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, de Wilde Kokkels indertijd, de Werkgroep Roofvogels Nederland en het Grauwe Kiekendief Kenniscentrum Akkervogels die prachtig werk doen en de grote clubs als de Waddenverenigingen Natuurmonumentenbij de les houden.   

Tekst: Jeroen Kuypers

De 58-jarige Koos Dijksterhuis oogt gezond en pezig. Opstaan voor dag en dauw en lange wandelingen maken hoort dan ook net zozeer bij zijn werk als zittend schrijven aan een bureau. Hij heeft een dagelijkse column over natuur in het dagblad Trouw en publiceerde tal van boeken over hetzelfde thema, zoals het Handboek voor Natuurwandelingen, De Spreeuwen Eilandgevoel – verhalen over Schiermonnikoog. Dijksterhuis is een scherp observator die overal bijzondere insecten, planten en vogels ontwaart, waar de achteloze wandelaar overheen kijkt, en daarover in een aangename stijl vertelt. Soms weet hij positief te berichten, zoals over het succes van de bever, wiens herintroductie in ons land hij nog heeft meegemaakt, maar soms rukt juist de ‘on-natuur’ op in zijn verhalen.

Desolaat landschap

“Tegenwoordig vind je helaas méér natuur op een bedrijventerrein dan op het platteland. Je loopt er langs eindeloze velden waar enkel nog raaigras groeit op een bodem die is doordrenkt van drijfmest. Raaigras is een snelgroeiende, eiwitrijke plant die net als maïs de koeien doet groeien en veel drijfmest kan verdragen. De dieren zijn, zou je kunnen zeggen, continu aan de diarree. Die diarree zorgt voor een enorm mestoverschot, waar  wilde bloemen niet tegen kunnen. Zelfs de regenwormen verdwijnen uit de bodem. Waar geen bloemen meer groeien verdwijnen ook de insecten en als gevolg daarvan de insectenetende vogels. Het platteland is zo een desolaat landschap geworden.”

Onder de radar

De intensieve landbouw is voor Koos Dijksterhuis de hoofdschuldige voor de achteruitgang van soorten. Dat een groot roofdier als de wolf weer in onze streken wordt gesignaleerd is goed nieuws maar geen verdienste van het natuurbeleid. Dat ligt volgens Dijksterhuis simpelweg aan het verdwijnen van het IJzeren Gordijn dat de Oost-Europese wolven op hun westwaartse tocht tegenhield, in combinatie met betere bescherming tegen jacht. Het Grote Verdwijnen speelt zich vooral onder de radar af. “Vijfenzeventig procent van de insecten is verdwenen, spreeuwen, grutto’s en leeuweriken zijn zeer sterk in aantal afgenomen, maar we realiseren ons dat nauwelijks. Als ik schrijf dat mijn kersen niet langer van mijn boom worden afgegeten omdat er nog zo weinig spreeuwen zijn, krijg ik steevast een reactie van een lezer wiens boom wel leeggeplukt is. Natuurlijk zijn er nog vogels, maar niemand lijkt zich te herinneren dat er een halve eeuw geleden honderdduizenden kwetterden in achtertuinen en op erven, dat er overal mussen hipten, dat je vader tijdens de vakantiereis geregeld moest stoppen om de talloze geplette insecten van de voorruit te halen. De achteruitgang is dramatisch, maar wij lijken liever te wachten tot er geen enkele grutto meer in de velden te bekennen is om dan de soort te herintroduceren. Dat is echter veel moeizamer en kostbaarder dan een  soort beschermen als ie er nog is.”

Driehonderd bedreigde bijensoorten

Veel van onze pogingen tot natuurbescherming zijn ook futiel of zelfs contraproductief, meent Dijksterhuis. Om de in zijn voortbestaan bedreigde bijen te steunen zijn veel mensen bijen gaan houden in de stad, in zulke aantallen dat er nu zelfs meer bijen zijn in de metropool Londen dan op het omringende platteland. “Maar al die bijenkasten helpen enkel de honingbij, maar niet die meer dan driehonderd bedreigde wilde bijensoorten. Integendeel, die krijgen concurrentie van een soort die met elke bloem genoegen neemt en die uit comercieel oogpunt nog gekweekt en verhandeld wordt ook. En als we bloemen zaaien, zijn dat vaak geen inheemse bloemensoorten, als klaver, maar exotische soorten uit bijvoorbeeld Roemenië. Hoe kweekt men die daar? Waarschijnlijk met insecticiden. Dat gif importeren we dus mee, daar zullen onze bijen blij mee zijn!”

Wat achterblijft

Consumenten kunnen volgens Dijksterhuis het tij niet keren. Biologische producten kopen, geen vlees meer eten, minder vliegen – het helpt allemaal wel, maar de industriële tegenkrachten zijn zó machtig en grootschalig dat een werkelijke ommekeer van de overheid moet komen. “Onze intensieve landbouw komt er in essentie op neer dat we vanuit de hele wereld veevoeder importeren, de varkens, kippen en koeien snel vetmesten en vervolgens exporteren naar China. Wat achterblijft is een massale hoeveelheid poep – en een hoop geld. De grondeigenaren en een deel van de boeren zijn schatrijk geworden, maar evengoed haalt een deel van de boeren het financieel niet en is het zelfmoordcijfer in de sector alarmerend hoog. Worden ze er dus gelukkiger van? Ik denk het niet. Boeren zouden met de helft van de productie perfect kunnen leven, op een biologisch én financieel verantwoorde manier die de natuur niet vernietigt maar stimuleert.”

Entreegeld vragen

Den Haag maakt de regels en geeft de subsidies, maar de natuurorganisaties spelen in de visie van Dijksterhuis een cruciale rol in het creëren en beheren van natuur. Hij vindt dergelijke organisaties zelfs zó belangrijk dat hij van bijna elk lid is. Maar in dat werven en ter wille zijn van leden schieten de natuur- en milieuorganisaties nou juist door, vindt hij. “Ze zijn meer bezig met het aanleggen van fietspaden en picknickplekken dan met de natuur zelf. Op ATB-paden, de nieuwste rage, gaan hazelwormen liggen zonnen, waardoor ze platgereden worden. In de natuur kom ik eindeloze rijen fietsers, wandelaars, joggers, jagers, schoolkinderen, hondenuitlaters, vogelaars en yoga-beoefenaars tegen. Het probleem is niet dat die mensen daar zijn, maar dat er zoveel zijn in zo weinig natuur. Ze gebruiken het bos en de heide als leuk decor voor hun evenementen. Maar de natuur is geen pretpark en als je er toch zo mee wilt omgaan moet je er maar toegang voor betalen. Daar zijn mensen echt niet te beroerd voor, want voor de Hoge Veluwe moet je nu al acht euro neertellen. Goed, daar is de toegang tot het Kröller Möller bij inbegrepen, maar het bewijst dat het kan. Entreegeld zou de bezoeker meer respect voor de natuur bijbrengen en tegelijk de natuur- en milieuorganisaties veel meer armslag geven voor hun werkelijke werk. De toegang zou natuurlijk gratis zijn voor leden, een stimulans om donateur te worden.”

Wakker schudden

De Groninger Dijksterhuis verblijft graag en vaak op het autoluwe en natuurrijke Schiermonnikoog, waar dit probleem van ‘overspoeld’ worden door dagjesmensen minder groot is. “Dat heeft alles te maken met de capaciteit van de boot. Daar kunnen maar zoveel mensen op, zodat er nooit nóg meer bezoekers zijn. De Waddenvereniging, die zoveel goeds heeft gerealiseerd voor dit gebied, en andere grote spelers als Natuurmonumenten, zijn goed in overleggen en lobbyen. Daarnaast ben ik blij met kleinere goede doelenorganisaties, zoals de ‘Vereniging Nederlands Cultuurlandschap  of  Grauwe Kiekendief Kenniscentrum Akkervogels, die zonder veel overhead verrassend veel resultaten boeken. Die activistische groepen hebben als bijkomend voordeel dat ze de bestaande organisaties wakker schudden en herinneren aan het doel waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht. Want we hebben deze verenigingen en stichtingen hard nodig, willen we de achteruitgang van de flora en fauna in Nederland een halt toe kunnen roepen. Ik twijfel er niet aan dat het systeem van de intensieve landbouw op een dag tegen zijn grenzen aan loopt. Dan is de bodem zo volledig uitgeput en vervuild dat zelfs de grootste hoeveelheid drijfmest geen greintje voeding meer brengt.  Maar tegen die tijd is wellicht ook de laatste leeuwerik en de laatste wilde bij verdwenen. Waarom wachten tot het echt te laat is?”

De boeken van Koos Dijksterhuis worden uitgegeven door Atlas/Contact en door Bornmeer. 

Terug naar Overzicht Publicaties